Wederom:
Graag gedaan Bert!
Zo zie je maar weer, wat een heerlijke hoop psychologie er achter fotograferen zit...
En als jij weet hoe een bepaald effect ontstaat en dus ook weggewerkt kan worden en dit soepel hanteert, word je model vanzelf rustiger en maak je pracht portretten.
Om met een groothoekige zoom en een matige telezoom te oefenen op de invloeden op en effecten van de beeldhoek van het objectief in die bepaalde stand, kun je een natuurlijk model vragen, maar ook een paspop o.i.d. lenen of zo.
En hier zie je gelijk het voordeel van primes, zoals ik het nadeel van zooms ook wel aangeef:
Van één prime hoef je maar één brandpuntsafstand te kennen.
Van een zoom moet je eigenlijk alle zoomstanden kennen...

Ga eens uit van een 18-55 mm zoom:
Zou je die tandsgewijs
alleen op de hele mm-waardes instellen, dan zou je alleen daarmee al 38 (L-K+1) objectieven moeten kennen. En dat met minimaal 6 diafragma-openeningen... Geheel open, 5,6 - 6,3 - 8 - 9,3 -11; dit zijn de belangrijkste.
Voor portretfotografie gebruik ik op de K10 de 50 mm, 55 mm en binnenkort de 58 mm, 3 stuks dus.
Op de MX/LX gebruik ik de 85,
eventueel de 90 macro en de 100, ook 3 stuks dus.
Met de convertor erbij zou ik kunnen uitbreiden naar 110 en 116, 2 stuks dus.
Totaal 8 brandpuntvariatie-mogelijkheden met elk 6 diafragma-waarden. Totaal nog geen 50 instellingen. :cheer:
In de zoomstand zijn dat er ruim 220, die ook nog eens minder reproduceerbaar zijn, omdat de zoom kan verschuiven en je dan nog maar moet afwachten, of die in dezelfde positie terugkomt.

Wederom stof om over na te denken.
Wel terusten voor straks...

Groeten,
Ruurd